Wielmontage
Lange draaimomentsteun (CC)
Lange draaimomentsteun (TS)
Montage met OEM asplaat
Montage met OEM2 asplaat
Bij inbouw moet de OEM2 asplaat om de steunbout of de steun van de Rohloff SPEEDBONE / MonkeyBone grijpen terwijl de as in het uitvaleind geschoven wordt. Voordat de snelspanner (CC versies) of asmoer (TS versies) vastgezet wordt moet gecontroleerd worden of de as tot aan de aanslag in het uitvaleinde gemonteerd is en of de vork van de asplaat om de steunbout of de Rohloff SPEEDBONE / MonkeyBone zit.
Kettingspanner
Rohloff kettingspanner
De Rohloff kettingspanner (Art.Nr. 8250) heeft een spancapaciteit van 10 schakels. Deze wordt met de bevestigingsschroef aan het derailleuroog op de achtervork geschroefd. De zijdelingse positie wordt met tussenlegringen ingesteld.
Klembreedte 135/142 mm = Kettinglijn 54-57 mm
Klembreedte 170/177 mm = Kettinglijn 72-75 mm
Montage met kettingspanner
Bij een geveerde achterbrug moet gecontroleerd worden of de kettingspanner bij het inveren niet te veel gespannen wordt. Afhankelijk van het draaipunt wordt bij het inveren de kettingloop langer. Controleer dit door de achterbrug geheel in te veren (b.v. de veer bzw. Dämpfer uitmonteren). Staat het onderste spanwieltje hoger dan het bovenste wieltje of komt de kooi van de spanner tegen de achterbrug, dan moet de ketting langer worden gemaakt.
Montage zonder kettingspanner
Voor montage van een nieuwe ketting moet de spanvoorziening voor de ketting (verschuifbare Rohloff OEM uitvaleinden, lange horizontale uitvaleinden of excentrische trapas) op minimale kettinglente ingesteld worden. Ketting over het voorblad en de tandkrans leggen. Zo veel kettingschakels verwijderen dat de ketting in de kleinst mogelijke lengte gesloten kan worden. Ketting volgens aanwijzingen van de fabrikant sluiten. De spanvoorziening zover spannen dat de ketting net niet meer doorhangt (deze spanning regelmatig controleeren en eventueel bijstellen).
Rohloff DH kettingspanner (accessoire voor Downhill)
De Rohloff DH kettingspanner (Art.Nr. 8245) is voor Downhill gebruik gemaakt. Deze heeft een spancapaciteit van 10 schakels en heeft, in tegenstelling tot de gewone Rohloff kettingspanner, een kortere zwenkarm die vast aan het derailleuroog geschroefd wordt. Daardoor loopt het bovenste derailleurwiel vlak langs de tandkrans en garandeert zo een goede kettingloop bij extreem gebruik. Om het achterwiel uit te nemen moet de bevestigingsschroef van de kettingspanner los gedraaid worden.
Tussenringe 3 x 0,2mm of 1 x 0,5mm worden tussen de zwenkarm en de bevestigingsschroefgelegd. Zodoende wordt de zwenkarm bij het monteren van de kettingspanner vastgeklemd. Gebruik het juiste aantal tussenringen om de kettingspanner precies in de kettinglijn te plaatsen. De montagebout licht invetten.
De positie van het bovenste derailleurwiel wordt afgesteld door de bevestigingsbout los te draaien en de zwenkarm in de richting van de pijl te bewegen. Tussen de tandkrans op de naaf en het bovenste derailleurwieltje moet een afstand van ongeveer 1 mm overblijven. Dan de montagebout aandraaien (inbus 5mm, moment 8 Nm). Bij uitvaleinden dunner dan 7 mm en gebruik van een tandkrans met 13 tanden of plug-rondsel (kettinglijn 57 mm) is een langere montagebout (Art.Nr. 8255) nodig.
Kettinggeleiding
Rohloff kettinggeleiding CC
De afstand X tussen de zadelbuis en de binnenkant van het voorblad bepalen welke tussenringen gebruikt moeten worden voor een correcte montage. In de tabel is aan-gegeven hoeveel ringen van welke dikte gebruikt moeten worden.
Voorbeeld: X=35 mm Er moeten een ring van 1mm en een ring van 2mm bij beide draadbussen gemonteerd worden.
De achterste afstandsbus (zie pijl) met een verzonken schroef (M4x20 - Torx TX20, invetten, draaimoment 3Nm) en zeskantmoer onder de kettingloop monteren. De kettinggeleiding zo positioneren dat er tussen de achterste afstandsbus en het voorblad ca. 5mm ruimte blijft. De ketting moet midden tussen beide geleideplaten lopen (maat A in afbeelding 1).
Rohloff DH kettinggeleiding (accessoire voor Downhill)
De drie inbusboutjes C (M4x8 inbus 2 mm) van een klein beetje locktight voorzien en gelijkmatig indraaien tot deze de naaf raken. Vervolgens de boutjes gelijkmatig een volle slag aandraaien. De punten van de bouten boren hierbij in het naafhuis. De montagering wordt hiermee tussen de kettinggeleiding en de tandkrans geklemd.